gymnastiek
Uiterlijk
- Geluid: gymnastiek (hulp, bestand)
- gym·nas·tiek
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘lichaamsoefeningen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1840 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gymnastiek | - |
verkleinwoord | - | - |
de gymnastiek v
- (sport) oefeningen voor de gezondheid van een mens
- Mijn oma deed iedere morgen aan gymnastiek.
- Het woord gymnastiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gymnastiek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gymnastiek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ɣymaðtiːg/ (Etsbergs)
gymnastiek o
- alternatieve spelling van gumadtiegk.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Limburgs
- Woorden in het Limburgs met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Limburgs