guder

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Woordafbreking
  • gu·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Het Pennsylvania-Duitse bijvoeglijke nammwoord gut met medeklinkerwisseling van 't' naar 'd' en uitgang -er

Bijvoeglijk naamwoord

guder

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief mannelijk enkelvoud van gut

Bijvoeglijk naamwoord

guder

  1. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief mannelijk enkelvoud van gut
Uitdrukkingen en gezegden
  • Guder Daag!
Goedemiddag!
  • Guder Daag un Willkumm!
Goedemiddag en welkom!

Bijvoeglijk naamwoord

guder

  1. onbepaald nominatief mannelijk enkelvoud van gut
    «Selle Woch hab ich gelannt as en guder Deitscher un en guder Freind vun mir gschtarewe is.»
    Deze week heb ik geleerd dat een goede Duitse en een goede vriend van mij is overleden.

Bijvoeglijk naamwoord

guder

  1. onbepaald accusatief mannelijk enkelvoud van gut
Opmerkingen