grondig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gron·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen grondig grondiger grondigst
verbogen grondige grondigere grondigste
partitief grondigs grondigers -

Bijvoeglijk naamwoord

grondig

  1. vrijwel overal aandacht aan schenkend
    • Dat onderzoek had grondiger gekund. 
  2. ~e smaak naar aarde smakend
    • Als je de karpers een tijd in een bak schoon water houdt verliezen ze hun grondige smaak wat. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen


Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen