grendelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gren·de·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grendelen
grendelde
gegrendeld
zwak -d volledig

Werkwoord

grendelen [1]

  1. het sluiten met een grendel
    • Het grendelen van de poort gebeurde iedere avond om tien uur. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • achter slot en grendel
goed en stevig opgesloten
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen