gording

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gor·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gording gordingen
gordings
verkleinwoord gordinkje gordinkjes

Zelfstandig naamwoord

de gordingv

  1. (bouwkunde) houten dwarsbalk of ligger aangebracht in de lengterichting van kap of dak waarmee de zaak in verband gehouden wordt
  2. (scheepvaart) lopend touw waarmee men zeilen tegen hun rondhouten ophaalt, om de windvang te verminderen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

43 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen