gokker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gok·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van gokken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gokker | gokkers |
verkleinwoord | gokkertje | gokkertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (spel) iemand die gokt (bijv. een kansspel speelt)
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van gokster
Gangbaarheid
- Het woord gokker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "gokker" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be