glaceren
Uiterlijk
- gla·ce·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met een gladde laag overdekken’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Franse glacer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
glaceren |
glaceerde |
geglaceerd |
zwak -d | volledig |
glaceren
- overgankelijk, (kookkunst) met een laag suiker bedekken en dan verhitten zodat de suiker glanzend wordt, kan ook gedaan worden met honing
1. met een laag suiker bedekken en dan verhitten zodat de suiker glanzend wordt, kan ook gedaan worden met honing
- Het woord glaceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "glaceren" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "glaceren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Kookkunst in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %