giver
Deens
Woordafbreking
- gi·ver
Naar frequentie | 228 |
---|
Werkwoord
giver
- tegenwoordige tijd van give
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
giver | givers |
Zelfstandig naamwoord
giver
Zweeds
Woordafbreking
- gi·ver
Werkwoord
giver
- tegenwoordige tijd van ge