gezondheidsassistent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·zond·heids·as·sis·tent
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gezondheid zn en assistent zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezondheidsassistent | gezondheidsassistenten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de gezondheidsassistent m
- (medisch) (beroep) iemand die een medisch hulpverlener assisteert
- ▸ Een dokter, tandarts of apothekersassistent noem je ook wel een gezondheidsassistent. Volgens de Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en het UWV heb je een goede kans op een baan als gezondheidsassistent.[1]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord gezondheidsassistent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Assistenten in de gezondheidszorg”