gezondheidsassistent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zond·heids·as·sis·tent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezondheidsassistent gezondheidsassistenten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gezondheidsassistentm

  1. (medisch) (beroep) iemand die een medisch hulpverlener assisteert
     Een dokter, tandarts of apothekersassistent noem je ook wel een gezondheidsassistent. Volgens de Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en het UWV heb je een goede kans op een baan als gezondheidsassistent.[1]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2023 Weblink bron “Assistenten in de gezondheidszorg”