gezinshulp
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gezinshulp (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ge·zins·hulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezinshulp | gezinshulpen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) persoon die helpt in de huishouding van gezinnen die extra hulp nodig hebben
- ▸ BBB wil de gezinshulp van vroeger terug "die in gezinnen die dat zelf niet voor elkaar krijgen rust, reinheid en regelmaat brengt". PVV, SP en JA21 richten zich op de praktische kant, zoals een betaalbaar huis en goedkopere boodschappen.[1]
- ▸ De rechtbank in Groningen heeft een gezinshulp die een kind bij zijn moeder weghaalde, veroordeeld voor ontvoering en smaad. Voor de ontvoering krijgt de vrouw geen straf, omdat zij in het belang van het kind handelde. Voor smaad moet zij de moeder 750 euro betalen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord gezinshulp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “SGP, CDA, CU en BBB: gezinsleven beschermen in Grondwet” (Donderdag 2 november, 06:13), NOS
- ↑ Weblink bron “Gezinshulp schuldig aan ontvoering” (Donderdag 20 juni 2013, 18:51), NOS