gesar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·sar
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling sarren met het voorvoegsel ge- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gesar | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het gesar o
- aanhoudend treiteren, plagen, jennen of tergen van iets of iemand
- ▸ Ze hebben een fles sherry op als de vrouw van Ben H. begint te jennen. Ze sneert over zijn overleden ex-vrouw. De Enschedeër zit op de bedrand, lepelend aan een bord pap. Het gesar schiet hem in het verkeerde keelgat, hij gooit de hete Brinta in haar gezicht.[2]
- ▸ „Mensen die een elektrische scooter kopen, doen dat niet omdat ze zo graag willen, maar vanwege het gesar van de gemeente Amsterdam”, zegt Wesley Stravers van de Scootstore in Amsterdam. „Ze hopen er nu een tijd vanaf te zijn. Daarom kopen mensen nu ook de brommerversie omdat ze bang zijn dat de gemeente ook voor de snorfiets een helmplicht invoert.”[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord gesar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gesar" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Bert Janssen“Eis: 16 weken cel voor man uit Enschede na gooien bord hete pap naar vriendin” (10-11-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron Ton Voermans“E-scooter wordt (met een beetje dwang) populair” (12-10-2018), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel ge- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 74 %
- Prevalentie Vlaanderen 65 %