Naar inhoud springen

gastouder

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 13 jun 2019 om 17:28 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gast·ou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gastouder gastouders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

gastouder m

  1. (beroep) iemand die tijdelijk andermans kinderen onder zijn hoede neemt
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be