fundi
Uiterlijk
- fun·di
- van Duits Fundi zn , rond 1982 in zwang gekomen als aanduiding voor een stroming binnen de ecologische partij Die Grünen, op te vatten als (verkorting) van fundamentalist, maar dan niet in de extremistische betekenis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fundi | fundi's |
verkleinwoord | fundietje | fundietjes |
de fundi m
- (politiek) iemand van de politieke strekking die fundamentele, principiële strijdpunten tracht te realiseren
- (figuurlijk) (pejoratief) iemand die hardnekkig en principieel aan eerdere uitgangspunten van een groep vasthoudt
de fundi mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord fundus
- Het woord fundi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fundi" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Verkorting in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Politiek in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 39 %
- Prevalentie Vlaanderen 34 %