fragiel
Uiterlijk
- fra·giel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘breekbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | fragiel | fragieler | fragielst |
verbogen | fragiele | fragielere | fragielste |
partitief | fragiels | fragielers | - |
fragiel
- kwetsbaar, breekbaar
- Het slanke meisje leek zeer fragiel maar toen het erop aankwam bleek ze toch heel sterk te zijn.
- ▸ Vaticaancorrespondent Andrea Vreede: "Op deze tweede paasdag had werkelijk niemand verwacht dat opeens dit bericht zou komen over het overlijden van de paus. Gisteren leek het immers alsof hij terug was. Ook al was hij ontzettend kwetsbaar en fragiel, de paus was aanwezig. Hij was zelfs in staat om een beetje te spreken, al leek hij vermoeid.[2]
- Het woord fragiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fragiel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "fragiel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron “Bedroefde reacties op dood van paus: 'Miljoenen mensen geïnspireerd'” (21 april 2025), NOS
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be