broos
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- broos
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘breekbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | broos | brozer | broost |
verbogen | broze | brozere | brooste |
partitief | broos | brozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
broos
- niet stevig
- met een zwakke gezondheid
- ▸ De hoogbejaarde monarch kampt sinds oktober, toen ze kort in het ziekenhuis werd opgenomen, met een broze gezondheid en mobiliteitsproblemen. Sindsdien heeft ze verschillende afspraken moeten afzeggen of digitaal vanuit huis bijgewoond. Vorige week liet ze nog verstek gaan bij haar troonrede.[3]
Verwante begrippen
Synoniemen
Vertalingen
1. niet stevig
Gangbaarheid
- Het woord broos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "broos" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "broos" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron “Queen Elizabeth geniet zichtbaar van paardenshow” (16 mei 2022), NOS
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be