fietstechniek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·tech·niek
Woordherkomst en -opbouw
1 enkelvoud meervoud
naamwoord fietstechniek fietstechnieken
verkleinwoord fietstechniekje fietstechniekjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord fietstechniek -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fietstechniekv

  1. het geheel aan kennis, ervaring en reflexen dat nodig is om goed te kunnen fietsen
    • Na een dag oefenen op de fiets is haar fietstechniek enorm vooruit gegaan. 
  2. tak van de techniek die zich bezig houdt met het ontwikkelen en onderhouden van fietsen
    • De fietstechniek richt zich steeds meer op de ontwikkeling van elektrische fietsen. 
Vertalingen

Gangbaarheid