fanfare

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fan·fa·re
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘muziekstuk voor koper’ voor het eerst aangetroffen in 1655 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fanfare fanfares
fanfaren
verkleinwoord fanfaretje fanfaretjes

Zelfstandig naamwoord

de fanfarev / m

  1. (muziek) een marcherend koperblaasorkest, fanfarekorps
    • Hij liep mee met de fanfare. 
  2. (muziek) een muziekgenre dat zich toelegt op [1], fanfaremuziek
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen