extraheren
Uiterlijk
- Geluid: extraheren (hulp, bestand)
- ex·tra·he·ren
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘uittrekken’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- afgeleid van het Franse extraher (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
extraheren |
extraheerde |
geëxtraheerd |
zwak -d | volledig |
extraheren
- overgankelijk (scheikunde) vaste bestanddelen van iets oplossen door blootstelling aan een geschikt oplosmiddel
- Een soxhlet kan gebruikt worden om vetten te extraheren, bijvoorbeeld uit nootmuskaat.
- Een van de mogelijkheden waar Van Zwanenberg op doelde, leverde de Canadese arts Frederick Banting in 1923 een Nobelprijs op. Hij was, samen met de Schot John Macleod, erin geslaagd insuline te extraheren uit de alvleesklier van varkens. Inspuiting van insuline hielp tegen suikerziekte - het suikergehalte in het bloed daalde erdoor. [3]
- Het woord extraheren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "extraheren" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "extraheren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ NRC 6 februari 2014
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Scheikunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 80 %
- Prevalentie Vlaanderen 83 %