etenskast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • etens·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord etenskast etenskasten
verkleinwoord etenskastje etenskastjes

Zelfstandig naamwoord

de etenskastv / m

  1. een kast waarin men eten kan bewaren
    • Zo kwam ik bij een muis die de snoepjes niet bliefde die ik van Alice's zus had meegekregen, maar hij lustte wel jam, zei hij. Gelukkig herinnerde ik me dat ik al in een provisiekamer (een soort etenskast) was geweest. Terug, zoeken door het doolhof van Wonderland, en ja hoor, in de provisiekamer stond inderdaad een pot jam die ik eerder niet had gezien. Muis ook weer blij, en hij gaf een nuttige tip die ik niet zal verklappen. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen