erger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • er·ger
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

erger

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van erg
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Van kwaad tot erger komen/vervallen
Steeds erger worden
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ergeren

erger

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ergeren
    • Ik erger. 
  2. gebiedende wijs van ergeren
    • Erger! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ergeren
    • Erger je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Middelhoogduits

Bijvoeglijk naamwoord

erger

  1. vergrotende trap van arc