enfonsar
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enfonso | enfonsava | enfonsat |
1e vervoeging | volledig |
enfonsar
- doen zakken, doen vallen, naar beneden doen gaan
- kelderen, doen zinken
- doen penetreren
- vernietigen
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enfonso | enfonsava | enfonsat |
1e vervoeging | volledig |
enfonsar