eetwaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eet·waar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eetwaar eetwaren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eetwaarv / m

  1. goederen die men kan eten
    • De jongelui hadden zich toegang weten te verschaffen tot het leegstaande pand en na het nuttigen van meegenomen eetwaar hadden zij er een vuurtje gemaakt. Dit zorgde voor een enorme rookontwikkeling en een getuige trachtte het vuur te blussen.[2] 
    • In de plannen krijgt zustermerk La Place een belangrijke plaats. Het enige succesvolle onderdeel van de V&D familie gaat naast eetwaren, snacks en maaltijden ook producten verkopen. Naast servies met onder meer kookgerei, bestek, glazen, tafellinnen wordt opvallend genoeg ook gedacht aan 'natuurlijke'bad- en verzorgingsproducten.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen