eerstelijnszorg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eer·ste·lijns·zorg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eerstelijnszorg
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eerstelijnszorgv / m

  1. (medisch) de medische zorg die direct toegankelijk is voor patiënten
     Gisteren waarschuwde de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) ook al voor het dreigende tekort. Huisarts en LHV-bestuurslid Carin Littooij zei toen dat er mogelijk over enkele dagen al geen mondkapjes meer zijn voor huisartsen en andere eerstelijnszorg. In dat geval moet de patiëntenzorg worden gestaakt.[1]
     Huisarts van de Toekomst zou het liefst zien dat de overheid regionale centra opent waar mensen die mogelijk besmet zijn veilig en op een verantwoorde wijze beoordeeld kunnen worden. "Met het huidige protocol van het Nederlands Huisartsen Genootschap loopt de eerstelijnszorg onverantwoordelijk veel risico."[2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2021 Weblink bron “Gebrek aan (en fraude met) mondkapjes voor artsen maakt Nederland creatief” (17-03-2020), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2021 Weblink bron “Huisartsen vrezen voor voortgang zorg door coronavirus” (02-03-2020), NOS