ecu

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ecu
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘Franse daalder (écu)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1734 [1] [2]
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘fictieve munteenheid van de EU tot 1999’ (afkorting van European Currency Unit) voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord ecu ecu's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ecum

  1. (afkorting) (financieel) fictieve munt, voorloper van de euro t.e.m. 1 januari 1999, waarvan de waarde gebaseerd was op de gewogen gemiddelde waarde van de valuta's van de lidstaten van de Europese Unie, m.u.v. Oostenrijk, Finland en Zweden
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen