Naar inhoud springen

Europese

Uit WikiWoordenboek
  • Eu·ro·pe·se
  • afgeleid van Europa met het achtervoegsel -se
enkelvoud meervoud
naamwoord Europese Europesen
verkleinwoord

deEuropesev

  1. (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Europa, of een vrouw afkomstig uit Europa

Europese

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Europees
     LQ Een studie naar de hoeveelheid tijd die ouders in Canada, de Verenigde Staten en een hele reeks Europese landen aan de directe zorg voor hun kinderen besteden, wijst uit dat het ouderschap, in termen van tijd, tussen 1965 en zmz overwegend duurder is geworden.[1]
     Von der Leyen sloot zich daarbij aan. De voorzitter van de Europese Commissie kondigde aan dat de EU voor de periode 2025-2027 500 miljoen euro uittrekt om Europa aantrekkelijk te maken voor onderzoekers. "Wetenschap staat ter discussie. Investeringen in vrij en open onderzoek staan ter discussie. Dat is een enorme vergissing. Wetenschap is de sleutel tot onze toekomst in Europa."[2]
     Maar zo verankerd als in andere Europese landen, waar meerdere onderzoeksinstituten en leerstoelen naast elkaar bestaan, is de sportgeschiedenis in Nederland en België (nog) niet.[3]
  1. Lynn Berger
    “De tweede: over het zijn en krijgen van een tweede kind” (2021), De Correspondent, ISBN 9789082821697
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 mei 2025 Weblink bron
    Frank Renout
    “Europa: 600 miljoen euro om Amerikaanse wetenschappers aan te trekken” (5 mei 2025), NOS
  3. Onno van Nijf
    “Sportgeschiedenis” (2021), Athenaeum - Polak & Van Gennep op Wikipedia, ISBN 9789025312275