dwingt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dwingt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afdwingen

dwingt (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdwingen
    • Jij dwingt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdwingen
    • Hij dwingt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afdwingen
    • Dwingt af! 

Gangbaarheid