dwinger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dwin·ger
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van dwingen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dwinger | dwingers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de dwinger m
- iemand die zijn wil oplegt aan een ander
- Die man, hij heet inmiddels Lloyd, is zo’n zuiger. Zo’n dwinger. Zo’n man die een vrouw in zijn macht heeft doordat hij ouder is, meer ervaring heeft, regels stelt. Regels als dat alleen borstvoeding goed is voor een kind. Als Doree het derde kind na drie maanden al niet meer voedt, omdat het kind last heeft van koliek, knijpt Lloyd hard in haar ene borst en dan in de andere om er tóch melk uit te persen. Hij noemt haar een hoer. [2]
- bastion
Gangbaarheid
- Het woord dwinger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dwinger" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Marjoleine de Vos 11 oktober 2013 Lakens en gras smoren de kreten in haar hoofd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be