dumpen

Nederlands

[2] Kalk dumpen op de teerputten bij Vasse, Overijssel.

Uitspraak

• Geluid:  dumpen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• dum·pen

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘onder de markt verkopen, storten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1972

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
dumpen	dumpte	gedumpt
zwak -t	volledig

Werkwoord

dumpen

1. overgankelijk (in grote hoeveelheden) onder de gangbare prijs verkopen.

   • De Verenigde Staten en de Europese Unie dumpen hun overschotten op de wereldmarkt. 

2. overgankelijk storten, lozen, wegwerpen

   • Afval dumpen in de oceaan is strafbaar. 

3. overgankelijk (m.b.t. een persoon) zich ontdoen van.

   • Kleine gemeenten dumpen asielzoekers in grote steden. 

4. overgankelijk (m.b.t. een geliefde) afdanken, de bons geven, het uitmaken met.

   • Je vriendje dumpen per sms wordt als zeer brutaal ervaren. 

Verwante begrippen

• afstoten, lozen, opruimen

Vertalingen

    1. produkten onder de gangbare prijs verkopen   

Duits: zu Dumpingpreisen verkaufen (de) Frans: pratiquer (fr) le dumping (fr)

Spaans: hacer (es) dúmping (es), inundar (es) el mercado (es) de

    2. storten, lozen   

Duits: abladen (de) Frans: déverser (fr)

Spaans: descargar (es)

    3. zich ontdoen van (dingen en mensen)   

Duits: abschieben (de), loswerden (de) Frans: se débarrasser de (fr)

Spaans: deshacerse de (es)

    4. een relatie beëindigen, een geliefde afdanken   

Duits: fallen lassen (de), mit (der Freundin) Schluß machen (de) Frans: larguer (fr), plaquer (fr)

Spaans: dejar (es), plantar (es)

Gangbaarheid

• Het woord dumpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "dumpen" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.