dubbelhandig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dub·bel·han·dig
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dubbel bw en handig bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | dubbelhandig |
verbogen | dubbelhandige |
partitief | dubbelhandigs |
Bijvoeglijk naamwoord
dubbelhandig
- met twee handen, met name een slag bij tennis die men met twee handen aan het racket slaat
- ▸ De thuisfavoriet dicteerde het baselineduel met Schiavone in de beginfase met haar verwoestende backhands en forehands, die ze beide dubbelhandig slaat. Het leverde haar echter geen enkele breekkans op.[1]
- ▸ Parra,die zowel haar forehand als haar backhand dubbelhandig slaat, mocht bogen op de mooiste punten van de partij, maar ze kon het de runner-up van 2002 maar een paar games echt lastig maken.[2]
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord dubbelhandig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Schiavone en Li naar finale” (Donderdag 2 juni 2011, 16:09), NOS
- ↑ Weblink bron “Rezai houdt Franse hoop levend” (Woensdag 26 mei 2010, 20:56), NOS