dubbelhandig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·bel·han·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen dubbelhandig
verbogen dubbelhandige
partitief dubbelhandigs

Bijvoeglijk naamwoord

dubbelhandig

  1. met twee handen, met name een slag bij tennis die men met twee handen aan het racket slaat
     De thuisfavoriet dicteerde het baselineduel met Schiavone in de beginfase met haar verwoestende backhands en forehands, die ze beide dubbelhandig slaat. Het leverde haar echter geen enkele breekkans op.[1]
     Parra,die zowel haar forehand als haar backhand dubbelhandig slaat, mocht bogen op de mooiste punten van de partij, maar ze kon het de runner-up van 2002 maar een paar games echt lastig maken.[2]
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2023 Weblink bron “Schiavone en Li naar finale” (Donderdag 2 juni 2011, 16:09), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2023 Weblink bron “Rezai houdt Franse hoop levend” (Woensdag 26 mei 2010, 20:56), NOS