dubbelaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·be·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dubbelaar dubbelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dubbelaarm

  1. (beroep) (textielindustrie) iemand die twee draden samenvoegt tot één draad
  2. (tennis) iemand die samen met een partner een dubbelspel speelt bij tennis
     Michaëlla Krajicek staat op de lijst van beste dubbelaars op de 25ste plaats. Ze wil graag met Kiki Bertens naar Rio. Jean-Julien Rojer is veruit de beste Nederlandse dubbelaar op de tiende plaats. Bij de Spelen in Londen was hij actief in het dubbelspel met Robin Haase.[3]
     Toch gelden de Tsjechen als grote favoriet en leunt het team volgens De Bakker niet alleen op Berdych. "Op snelle banen verliest (Radek) Stepánek maar weinig wedstrijden, zeker in Tsjechië. En hij is een goede dubbelaar. Ook Berdych kan goed dubbelen. Het is dus een goed en compleet team in alle opzichten."[4]
  3. dubbel LP; een muziekalbum bestaande uit twee langspeelplaten
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. dubbelaar op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 13 oktober 2023 Weblink bron “Pittige kwalificatie-eis NOC*NSF voor tennissers” (Donderdag 26 februari 2015, 16:44), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 13 oktober 2023 Weblink bron “"Davis Cup-team is gegroeid"” (Woensdag 18 september 2013, 16:58), NOS