dinertijd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·ner·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dinertijd dinertijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dinertijdm

  1. het tijdstip dat men de avondmaaltijd gebruikt
     Op lunch- en dinertijd is, logisch, de klandizie het grootst. Elke kastransactie staat voor 1,9 bezoeker, zegt Holtkamp. De goed aangegeven afruimband voor de vuile vaat wordt in het weekend het trouwst gebruikt. Zakenlieden weten die faciliteit ten gerieve van het personeel doorgaans minder te vinden. Echt vervelend vindt de bedrijfsleiding dat niet: „Een zakelijke klant zet vaak flink om. Dan doen wij over het afruimen niet moeilijk.”[1]
     Op basis van de verzamelde data blijkt verder dat de meldingen vaak te maken hebben met koken. Zo is er rond lunch- en dinertijd een duidelijke stijging te zien.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Niek Sterk
    “Bij La Place heeft de kok weinig geheimen” (09-07-2003), Reformatorisch Dagblad
  2. Bronlink Weblink bron “Brandweer heeft het druk door automatisch alarm” (29-12-2014), NOS