digereren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·ge·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse digérer of daarvoor van het Latijnse 'digerere' (of 'gerere' (brengen, doen) met het voorvoegsel dis-) met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
digereren
digereerde
gedigereerd
zwak -d volledig

Werkwoord

digereren overgankelijk

  1. (voeding) (kookkunst) verteren
  2. (kookkunst) (scheikunde) (een vloeistof en een vaste stof samen) matig verwarmen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be