dierenvel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- die·ren·vel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dier en vel met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dierenvel | dierenvellen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het dierenvel o
- de huid van een dier inclusief de beharing
- Om leer te maken moet je eerst de haren van het dierenvel verwijderen.
- Bont is een dierenvel waarvan de haren niet zijn verwijderd.
- Als je in 1970 aan oudere mensen in Maasmechelen, een Belgisch dorpje bij Geleen, vroeg of ze wisten wat een weerwolf is, kreeg je anwoorden als: dat was iemand die er ’s nachts op uit ging, met een dierenvel om, of een aardappelzak, en als je dan buiten het dorp over een donker weggetje liep, kwam zo iemand uit de bosjes, sprong op je rug, bleef een tijdje op je rug zitten, en verdween daarna weer. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord dierenvel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dierenvel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Berthold van Maris 18 maart 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be