dichtlakken

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dicht·lak·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

dichtlakken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dichtlakken
lakte dicht
dichtgelakt
zwak -t volledig
  1. met lak afsluiten
    • 'n Papier er om vond Kalebas nu helemaal niet meer nodig. De doos zag er werkelijk nog netjes uit. En daar 'n stevig touw om en dan heel 't zaakje dicht lakken. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen