Naar inhoud springen

demonstratief

Uit WikiWoordenboek
  • de·mon·stra·tief
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘aanwijzend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1638 [1]
  • afgeleid van demonstratie met het achtervoegsel -ief
  • afgeleid van het Franse démonstratif of daarvoor van het Latijnse 'demonstrativus'
enkelvoud meervoud
naamwoord demonstratief demonstratieven
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

hetdemonstratiefo

  1. (taalkunde) aanwijzend voornaamwoord (pronomen demonstrativum)
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen demonstratiefdemonstratieverdemonstratiefst
verbogen demonstratievedemonstratieveredemonstratiefste
partitief demonstratiefsdemonstratievers-

demonstratief

  1. erop gericht om de aandacht te trekken
    • Hij keerde demonstratief zijn rug naar de rechtsorde. Daar keek niemand van op. Van te voren had hij laten weten: „Ik als gelovige laat mij leiden door de richtlijnen die Allah mij geeft. Ik heb niets te maken met wereldlijke wetten.”[2] 
     'Hoe laat?' Martina keek demonstratief op haar klokje.[3]
  2. (taalkunde) aanwijzend
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]