degene

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ge·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘aanwijzend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1237 [1]
  • samenstelling van  de  en  gene  [2]

Aanwijzend voornaamwoord

degene m/v

  1. wijst een antecedent aan vóór de bepalende bijzin
    • Is dat degene die gisteren het woord voerde? 
    • Hij is degene die mij gered heeft. 
degene = die (persoon) gisteren het woord voerde
degene = die (persoon) mijn gered heeft
Verwante begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen