datgene
Uiterlijk
- dat·ge·ne
- samenstelling van dat en gene
datgene
- gewoonlijk als antecedent voor een bijzin die zaak (die..) waarbij het gaat over een ding, bij een persoon spreken we van diegene
- Dat is nou net datgene waarover hij niets wilde zeggen.
- ▸ Hij haalde nonchalant zijn schouders op en concentreerde zich weer volledig op datgene wat zich op het veld afspeelde.[1]
- ▸ De algemene wil (volonté générale) is, kort gezegd, datgene wat ieder redelijk denkend mens zou moeten willen als hij het algemeen belang voor ogen houdt.[2]
- Het woord datgene staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "datgene" herkend door:
| 95 % | van de Nederlanders; |
| 96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht
, ISBN 90-229-9182-2 - ↑ Helen Stout“De Nederlandse rechtsstaat” (2015), Amsterdam University Press
, ISBN 9789048528622 - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %