dameskleding

Nederlands

dameskleding

Uitspraak

• Geluid:  dameskleding    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• da·mes·kle·ding

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  dame zn  en  kleding zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	dameskleding
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dameskleding v

1. kleding die speciaal voor vrouwen is gemaakt

   ▸ Gisteren doorzochten forensische experts op een terrein van de gemeente Schiedam een aantal vuilniszakken. Daarbij werden zichtbaar bebloede dameskleding en tiewraps veiliggesteld voor onderzoek. Volgens bronnen in de buurt van het onderzoek had het sporenonderzoek te maken met de ontvoeringszaken.

   ▸ Kledingwinkels hebben het al jaren moeilijk. Volgens de laatste cijfers van brancheorganisatie Inretail daalt de omzet dit jaar met 0,6 procent. In het belangrijkste segment, de dameskleding, daalt de omzet met 4 procent.

   ▸ Van Renswoude heeft steeds gewerkt in het filiaal in Hilversum. De laatste tijd staat ze op de afdeling waar kinder- en dameskleding wordt verkocht. "Je merkte dat het warm weer is geweest, we raakten de wintercollectie niet kwijt. Maar de laatste dagen was het ontzettend druk, vooral 's middags. Alsof de mensen wilden laten weten dat ze achter ons staan."

   ▸ Het opmerkelijke Zweedse protest was dit weekend wereldnieuws: dertien treinmachinisten kozen ervoor om een rok te dragen, omdat Arrivia een korte broek niet gekleed genoeg vond en dus verbood. De dameskleding kon niet worden verboden, omdat dat seksediscriminatie zou zijn.

Afgeleide begrippen

• dameskledingwinkel

Hyponiemen

• jurk, rok

Gangbaarheid

• Het woord dameskleding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.