cowboy
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cow·boy
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘veedrijver’ voor het eerst aangetroffen in 1899 [1]
- van het Amerikaans-Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cowboy | cowboys |
verkleinwoord | cowboytje | cowboytjes |
Zelfstandig naamwoord
cowboy m
- (beroep) iemand die op de wijze van het Westen van Amerika een kudde runderen hoedt
- Het vak van cowboy is fysiek bikkelhard.
- overdrachtelijk iemand die zich voordoet, kleedt of gedraagt als [1]
- Dat kun je toch verwachten van dat stelletje cowboys?
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- cowboyallures, cowboyeconomie, cowboyfilm, cowboyhoed, cowboykapitalisme, cowboylaars, cowboypaard, cowboypak, cowboyverhaal
Vertalingen
1. veehoeder
Gangbaarheid
- Het woord cowboy staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "cowboy" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "cowboy" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cowboy op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be