constatering
Uiterlijk
- con·sta·te·ring
- Naamwoord van handeling van constateren met het achtervoegsel -ing [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | constatering | constateringen |
verkleinwoord | - | - |
de constatering v
- het constateren
- Na de constatering dat de boekhouder afwezig was, ging de vergadering verder.
- ▸ Hij kon gewoonweg niet meer verder. Zijn leven was zinloos geworden. Mede door deze constatering waren zijn hersens op hol geslagen.[3]
- ▸ Advocaat Van Tilborg wist zich duidelijk geen raad met deze constatering en zei dat deze zaak in een andere procedure tot de bodem moet worden uitgezocht.[4]
- Het woord constatering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "constatering" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ constatering op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Angelique Kunst“Na elk krantenartikel lijdt Gerard Sanderinks Centric verlies: ‘We worden afgeschilderd als domme mensen’” (26-04-2022), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be