constantheid
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·stant·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | constantheid | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- het op gelijk niveau blijven presteren zonder inzinkingen
- ▸ "Ik denk dat wij ondermaats waren, zeker de eerste helft. Het was heel angstig in het veld, zonder vertrouwen. Als je geen constantheid hebt in je ploeg, is het moeilijk om kampioen te worden", aldus de trainer van de huidige nummer vier van de eredivisie.[2]
- ▸ Shorttrackster Suzanne Schulting kende vorig jaar zo'n succesvol seizoen dat het nauwelijks nóg beter kan. In de alles-of-niets-sport die shorttrack is, liet ze een zeldzame constantheid zien afgelopen winter.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord constantheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron “Van Bronckhorst: we zitten in een heel moeilijke fase” (25-02-2018), NOS
- ↑
Weblink bron
02-11-201“Schulting na superseizoen nog niet verzadigd: 'Blijf mezelf druk opleggen'” (02-11-2019), NOS