consolideren
Uiterlijk
- con·so·li·de·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘duurzaam maken’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- afgeleid van het Franse consolider (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [2]
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| consolideren |
consolideerde |
geconsolideerd |
| zwak -d | volledig | |
consolideren
- overgankelijk vast en duurzaam maken
- Erfopvolging is natuurlijk totaal absurd en als je je een beetje verdiept in de Oranjes, weet je dat zij generaties lang vooral bezig zijn geweest met zelfverrijking en hun macht consolideren.[3]
1. vast en duurzaam maken
- Het woord consolideren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "consolideren" herkend door:
| 96 % | van de Nederlanders; |
| 95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "consolideren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ www.parool.nl (11 jun 2025)
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Voorvoegsel con- in het Nederlands
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %