Naar inhoud springen

consolideren

Uit WikiWoordenboek
  • con·so·li·de·ren
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘duurzaam maken’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
  • afgeleid van het Franse consolider (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
consolideren
consolideerde
geconsolideerd
zwak -d volledig

consolideren

  1. overgankelijk vast en duurzaam maken
    • Erfopvolging is natuurlijk totaal absurd en als je je een beetje verdiept in de Oranjes, weet je dat zij generaties lang vooral bezig zijn geweest met zelfverrijking en hun macht consolideren.[3] 
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[4]