Naar inhoud springen

conformeren

Uit WikiWoordenboek
  • con·for·me·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
conformeren
conformeerde
geconformeerd
zwak -d volledig

conformeren

  1. overgankelijk gelijkvormig maken, naar iets inrichten
    • Ik dien het daaraan te conformeren. 
  2. wederkerend zich aanpassen aan
    • Wij dienen ons hieraan te conformeren. 

de conformerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord conformeer
96 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[2]