conditioneren
Uiterlijk
- con·di·ti·o·ne·ren
- afgeleid van het Franse conditionner (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
conditioneren |
conditioneerde |
geconditioneerd |
zwak -d | volledig |
conditioneren
- als voorwaarde stellen, bedingen
- (psychologie) in zekere toestand brengen of houden
- conditie, conditietest, conditietrainer, conditietraining, conditionalis, conditioneel, conditioner, conditionering , conditioneringsproces
1. als voorwaarde stellen, bedingen
2. in zekere toestand brengen of houden
- Het woord conditioneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "conditioneren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel con- in het Nederlands
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Psychologie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %