complimenteus
Uiterlijk
- com·pli·men·teus
- afgeleid van compliment met het achtervoegsel -eus [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | complimenteus | complimenteuzer | complimenteust |
verbogen | complimenteuze | complimenteuzere | complimenteuste |
partitief | complimenteus | complimenteuzers | - |
complimenteus [2]
- geneigd tot complimenteren
- vleiend
1.
- Het woord complimenteus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "complimenteus" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ complimenteus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be