chequear
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
chequear |
chequeaba |
chequeado |
volledig |
chequear
- checken, controleren, nagaan, verifiëren, natrekken (van zaken)
- onderzoeken, screenen (van personen)
- een cheque uitschrijven