verifiëren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ve·ri·fië·ren, ve·ri·fi·eren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verifiëren
verifieerde
geverifieerd
zwak -d volledig

Werkwoord

verifiëren

  1. overgankelijk nagaan, controleren
    • Uw bankgegevens worden nu geverifieerd. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen