burgerschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bur·ger·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord burgerschap burgerschappen
verkleinwoord burgerschapje burgerschapjes

Zelfstandig naamwoord

het burgerschapo

  1. een juridische band van een individu met een staat, waaraan bepaalde rechten en plichten verbonden zijn
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be