bruinzwart

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bruin·zwart
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bruinzwart bruinzwarter bruinzwartst
verbogen bruinzwarte bruinzwartere bruinzwartste
partitief bruinzwarts bruinzwarters -

Bijvoeglijk naamwoord

bruinzwart [1]

  1. met een donker bruine kleur die naar zwart zweemt
     De vogel is overwegend bruinzwart. Zijn kop is kaal, maar op zijn nek staan juist lange veren die een brede kraag vormen, als de capuchon van een monnik. Daar komt ook de naam van het dier vandaan.[2]
Synoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord bruinzwart
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bruinzwarto

  1. (kleur) (RAL-kleur) RAL-kleur 8022

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron “Vogelaars massaal op pad om zeldzame roofvogel bij Hellendoorn te zien” (Zaterdag 25 mei 2019, 05:09), NOS