bruidsstoet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

bruidspaar in een van de wagens van de bruidsstoet
Uitspraak
Woordafbreking
  • bruids·stoet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bruidsstoet bruidsstoeten
verkleinwoord bruidsstoetje bruidsstoetjes

Zelfstandig naamwoord

de bruidsstoetm

  1. de optocht van het bruidspaar en de bruiloftsgasten
    • Het was vroeger, meen ik, toch de maand dat niet alleen vogels een ei legden, maar bij de raadhuizen in den lande de ene bruidsstoet plaats moest maken voor de volgende. Dit jaar lijkt september wel de trouwmaand geworden. Alleen… er wordt zo te zien geen stadhuis meer aangedaan[1] 
    • Fotografe Gaby Ermstrang, die meereed in de bruidsstoet, greep het fileleed aan om de foto van de dag te maken. Ze sleurde de aanstaande echtelieden uit hun bolide en liet ze poseren tussen de stilstaande auto's. "We hadden op de trouwlocatie een fotoshoot ingepland. Ik heb daar een paar foto's kunnen maken, maar als je later aankomt is trouwen belangrijker."[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 29 september 2014
  2. Tubantia Heleen Boex 17 augustus 15